2 minuten stilte...

Ik laat mijn gedachten uitgaan naar de mensen, de mannen, die 74 jaar geleden een einde maakten aan de tweede wereldoorlog. Velen hebben hun leven gegeven, vrijwillig of omdat ze moesten. Ik weet het niet en ik vraag het me af zoals ik al zo vaak heb gedaan.

Wat had ik gedaan in die tijd? Was ik moedig geweest? Had ik het lef gehad om in het verzet te gaan in de oorlog? Of had ik me stil gehouden. Vanuit een poging om te overleven. Feitelijk, maar ook ‘van binnen’. Zo min mogelijk willen weten. Want anders valt het niet te dragen.

Ik heb het me afgevraagd. Steeds en steeds weer. Hoe moedig ben ik als het er echt op aan komt? Als ik moet vrezen om het leven, van mezelf of dat van mijn liefsten, mijn kinderen? Ga ik dan nog steeds opkomen voor mijn mening? Ik weet het niet. En dat ik het niet weet, dat ik niet volmondig kan zeggen: “Natuurlijk was ik moedig geweest!” …dat roept schaamte in mij op.

Met die schaamte ben ik opgegroeid. Op school in Duitsland heeft mijn generatie de 2e wereldoorlog weer en weer doorgenomen. Het heeft grote indruk op mij gemaakt. Ik groeide op met het besef van ‘de monsterlijke kant’ die schuilt in de mens. Niet te bevatten, dat wij elkaar zoiets aan kunnen doen.

In mijn puberjaren had ik heel vaak nachtmerries over de beelden die we op school te zien kregen. Weer en weer. Documentaires, filmmateriaal, foto’s, verhalen. Schindlers Liste. Dat alles naast de jaargetallen en cijfers. Het begon toen ik 11 jaar oud was. Het maakte me angstig. Later voelde ik me ook machteloos. Ik had dit toch niet gedaan?! Zelfs mijn ouders zijn na de oorlog geboren. Toch weet ik nog dat ik in het buitenland het liefst onzichtbaar wilde zijn. Mensen keken je aan als ze hoorden dat je Duits sprak. Alsof ‘ik’ iets had gedaan. Dan kwam weer die schaamte. Schaamte voor de taal die ik sprak, het land waarin ik geboren was. Waar mensen elkaar afgrijselijke dingen hadden aangedaan. Wat ik toen nog niet wist, was dat mensen dit voortdurend doen. Overal op de wereld. Steeds en steeds weer. Het is niet per definitie ‘mijn geboorteland’ eigen. Het is ‘de mens’ eigen. Wij moeten met z’n allen uitkijken dat zo iets niet weer gebeurt. Voel ik daarom minder schaamte? Nee.

2 minuten stilte…

Ineens, voor het eerst in mijn leven, komt een nieuwe gedachte bij me langs. Terwijl ik de feiten ken en soms erover praat heb ik er nog nooit op deze manier naar gekeken. De vader van mijn moeder was een Amerikaanse soldaat. Een bevrijder. Wat hier in Groningen de Canadezen zijn, waren in Bremen de Amerikanen. En zo een Amerikaan is mijn opa. Ik ben dus voor een kwart het kleinkind van een Amerikaanse bevrijder. Niet van een Duitse Wehrmachtssoldat.

Maakt dat mij nu een beter mens? Een ander mens? Draag ik ineens minder schuld?! Wat apart om er op deze manier naar te kijken.

Twee jaar na afloop van de oorlog was ‘mijn opa’ (die dus helemaal niet mijn opa was) nog steeds verdwenen. Mijn oma dacht toen dat hij omgekomen was en werd verliefd op een Amerikaan. Ze had toen al twee dochters. De Amerikaan had Ierse wortels en was een fijne man. Vriendelijk, leuk, vrolijk. Mijn oma raakte in verwachting van hem en mijn moeder werd geboren. Ze hadden het goed met elkaar. En toen ineens stond ‘mijn opa’ weer voor de deur. Hij had een aantal jaren in Rusland in gevangenschap doorgebracht. Mijn oma vertelde dat hij een andere man was. Hij dronk, hij sloeg, hij wilde niet praten. Ik zelf was altijd een beetje bang voor hem.

Hoe het toen gegaan is, weet niemand helemaal. De Amerikaan maakte plaats voor ‘mijn opa’. Niet zonder aan te bieden mijn oma en de drie meiden mee te nemen naar Amerika. Maar mijn oma bleef. En ze kreeg nog 4 kinderen. Mijn moeder was nog klein en heeft dit niet bewust meegemaakt. Ze wist zelfs lange tijd niet dat zij een andere vader had dan haar broers en zussen. Pas veel later hoorde zij haar oudere zussen een keer een opmerking maken. “Was hij maar gebleven, dan hadden we het beter gehad.”

Mijn moeder had zich wel altijd ‘anders’ gevoeld. Zij was ook het enige kind in het gezin met rood haar. En ze was het gevoeligste kind van de zeven. Zachter, stiller, angstiger. En dat was niet makkelijk want ‘mijn opa’ was een onvoorspelbare en strenge man. Ik herinner me de geur van alcohol om hem heen. En hij rookte altijd. De lucht was blauw bij hun in huis. Hij werd niet heel oud. Toen ik 8 jaar oud was overleed hij. Hij moet toen jonger geweest zijn dan ik nu ben.

2 minuten stilte…

Mijn andere oma, de moeder van mijn vader, overleed afgelopen jaar. Zij werd 90 jaar. Toen wij daar stonden aan haar graf, samen met mijn kinderen, besefte ik voor het eerst dat zij een puber was in de oorlog. Ze was 12 jaar oud toen het begon. Toen ze de leeftijd had van mijn jongste dochter, 15 jaar, was zij op de helft van de oorlogstijd.

Hoe is het om in deze tijd volwassen te moeten worden? Te moeten schuilen in de kelders toen de bommen vielen. Ze was al een ziek kind geweest. Ze had polio. Van het ene op het andere moment verlamd. Toen haar moeder haar riep kon ze ineens niet meer opstaan. Niet meer lopen. Ze krabbelde in de jaren wel iets op, maar had altijd een lijf dat ‘gebrekkig’ was. Niet goed functioneerde. Toen de oorlog voorbij was raakte ze vanuit een soort euforie verliefd en was korte tijd later zwanger van mijn vader. Maar ook haar man bleek te veel bagage te hebben. Ook hij was heel streng en sloeg. Mijn oma ging bij hem weg. Dat was in die tijd niet gewoon. Mijn vader heeft daarna de plek van ‘de man’ ingenomen. De man in het gezin naast mijn oma en zijn zusje. Toen mijn oma een nieuwe relatie kreeg, moest hij weer ruimte maken voor deze nieuwe man. Deze man heb ik leren kennen als ‘mijn opa’. Ik kon het goed met hem vinden. Hij maakte grapjes en had een eigen kruidenierswinkel. Daar mocht ik snoep kiezen als wij er waren. Maar mijn vader heeft zijn moeder niet vergeven dat hij plek moest maken voor deze man. Hij heeft uiteindelijk, toen ik 15 jaar was, het contact met haar verbroken. Tot aan haar dood heeft zij gehoopt hem nog een keer te zien. Te spreken. Vanaf mijn 18e heb ik het contact met mijn oma hersteld en haar ieder jaar een aantal keren gezien. Het was goed. Maar telkens vroeg zij mij naar hem, mijn vader. En ik kon geen antwoorden geven.

2 minuten stilte…

‘Mijn opa’s’ waren niet mijn opa’s. Ik heb ze nooit leren kennen. De schaamte komt nog steeds ieder jaar op bezoek. Niet alleen op Bevrijdingsdag. Iedere keer als iemand tegen mij zegt “Hoor ik daar een klein accentje?” voel ik de schaamte eventjes naar mij knipogen. Ik zwaai haar uit met een respectvolle glimlach. Ze is van mij en ze is niet van mij. Ik ben vooral mezelf. Met alles wat erbij hoort en wat mij gemaakt heeft tot wie ik nu ben.

2 minuten stilte…

Ik leef inmiddels 28 jaar in Nederland. Dat zijn al een aantal jaren meer dan ik in Duitsland heb geleefd. Mijn hele volwassen leven heb ik in dit land doorgebracht. Ik heb hier gestudeerd, gewerkt, mijn kinderen groot gebracht. Ik werk nu als coach en neem niet alleen mijn opleidingen mee als bagage, maar vooral ook mijn levenservaring.
28 jaar in Nederland en toch hoor ik er nooit helemaal bij. Net zo min als in Duitsland, want ook daar ben ik ‘anders’.

Het doet me denken aan het gedicht van Hans Andreus:

Je bent zo
mooi
anders
dan ik,

natuurlijk
niet meer of
minder
maar

zo mooi
anders,

ik zou je
nooit

anders dan
anders willen.

%d bloggers like this: